Alles heeft een begin, ook de schildichten. De schildichten hieronder komen uit dat begin en hangen inmiddels ergens aan een muur.
Wil je er iets mee? Kijk bij maatwerk.
Hou me vast, laat me los,
heb me lief, vind me gemeen.
Ik sla m’n armen, m’n alles
steeds weer om je heen.
Wolken weerspiegeld
in de vijver op het plein.
In het water vliegt een vogel,
op z’n rug en in het klein.
Ik ben al wakker en
het volle huis slaapt uit
vol van mooi veel leven
vol zonder geluid
Ik ving vandaag ’t eerste licht
voor op donkerdere dagen
het staat hier in de voorraadkast
je hoeft het maar te vragen.
Geen idee van wat gaat komen,
geen idee van hoe ’t zal gaan,
maar morgen weet alweer wat meer
en weer zal ik dan naast je staan.
in mijn hoofd
steekt weer
iets nieuws
de kop op
Ik zette een stap
in zomaar een richting.
Het maakte niet uit,
omdat ik naar mij ging.
kus me zo
en zo en
zo en
zo en
zoen.
nu alleen
nog maar even
de rest
van dit leven
Nu is het stil
en hoor ik
wat ik wil.
Wanneer ik
mijn ogen open
en de wereld zie,
verandert die.
geen angst meer
de schroom weg
de droom wordt meer
dan levensecht
Vandaag
weer op
op weer
een dag.
Later, als ik al jaren weg ben,
klinkt de wind in de bomen
net als nu.
Gesuis dat ritselend vertelt
dat vandaag voor altijd
duren zal.
Spring op en blijf
daar hangen.
Leef een leven
van verlangen.
alles anders
gelijk geluk
als ik stil naar je lach en geen woorden kan vinden
dan bedoel ik bedankt, in duizenden zinnen.
na het kabaal
de stilte
vol van klein
en mooi geluid
de leegte die
mooi voelen kan
een schommelzwaai
het eind ervan
een zweefmoment
een korte eeuwigheid
Zo graag
alleen
met
zoveel
mensen
om me heen.
De zon scheen
en het was
of er niks miste.
Ik ving de dag
om voor altijd
bij me te houden.
Soms, als je een eindje wandelt,
voel je zachte rukjes aan je jas.
Zo laat ik je weten dat ik er ben,
Dat ik blijf. Dat ik het altijd was.
Laat me maar los,
om te voelen
dat je
me vast houdt.
sinds ik er
niet meer woon,
woont die plek
in mij.
Blind zou ik
de lichtknop vinden.
Het duurde even
voordat ik er vrede mee had.
Ik heb niets te zeggen
over wat echt belangrijk is.
Hou me vast, laat me los,
heb me lief, vind me gemeen.
Ik sla m’n armen, m’n alles
steeds weer om je heen.
Als ik zeg dat ik van je hou denk ik
daar woorden bij die niet
te zeggen zijn.
Net als toen je vroeg wat ik
van je ogen vond en ik zei
“blauw.”
Kijk,
zie,
en neem waar
nodig.
Ik denk beter
als het stil is.
En donker.
In de leegte
valt alles
beter
op z’n plek.
Liever weet ik niet wat ik denk
dan dat ik niet weet
wat ik voel.
Oefening
baart
fouten.
Als ik alles heb,
past niets
daar prima bij.
Nog steeds niet weet ik
of de trein rijdt
omdat de mensen op reis willen
of omgekeerd.
Misschien is alles waar
en is er enkel tijd
om aan te twijfelen.
Misschien is dat genoeg.
Jij zei niks, en ik ook niet.
We lagen stil tegen elkaar.
Buiten ging
de wereld door,
binnen stond ze
even stil.
Als het allemaal
te snel gaat,
dan help ik je.
Dan hou ik alles tegen.
“Het moet van 2 kanten komen,” zei jij.
“Het moet elkaar in het midden raken, “ dacht ik.
Je liegt
mijn leven
mooi.
Je zag dat
ik het moeilijk had.
Je hielp me niet
en juist daardoor.
Zo mooi, zo mooi,
zo godvergeten mooi.
Dit ik, dit jij,
dit leven zo met wij.
Soms is er iets
waardoor ik denk
dat jij er bent
als ik thuiskom.
Je hangt nog
aan zoveel dingen
om me heen.
Pas toen ik verdwaalde
zag ik hoe klein
en mooi
m’n wereld was.
“Riep je mij?” vroeg jij.
Ik zag je toen
pas voor het eerst
en toch had je
gelijk.
Vanuit het niets
kwam toen ineens
meer dan ik
ooit had gewild.
Ik zou alles willen weten
maar niet
wat jij
met ons van plan bent.
Dat jij, als het eindigt,
bij mij ligt.
Dat als ons hart stopt,
alles klopt.
De speelgoedtrein rijdt rondjes,
langs huisjes, het station, door een tunnel.
Zolang ik het wil, of totdat er iets
stuk gaat.
Ik wil iets nieuws willen,
Ik gaf je,
maar
eigenlijk
gaf je jezelf
kado.
Soms wandel ik
met m’n vader.
Hij met z’n handen
gevouwen op z’n rug,
ik niet, want nog
niet oud genoeg.
“Ruimte geven,”
zei hij ooit,
“is eigenlijk niet
anders dan
ruimte nemen.”
Er moet toch meer zijn.
Ik zocht op plekken
waar ik al gezocht had
en op plekken waar het
onmogelijk kon zijn.
Ik kon het niet zelf.
Soms komt er ineens zo’n gedachte,
die alles stil laat staan, die alles dooft.
En die alles daarna zoveel beter maakt.
Als ik durf,
dans ik je terug
naar huis.
Ooit laat jij me zien
dat er niks meer is,
dat ik alles heb.
Er komt
een dag
dan vind
ik al
m’n ooit
verloren
dagen terug.
Er broedt een stel merels in de tuin.
Dat meisje van nummer 19 is ziek.
Kijk, deze laarzen zijn zo mooi,
En ik wil weg van hier, nu meteen.
De nacht kleefde
nog aan m’n ontbijt.
Ik zag dromen terug,
half opgelost.
Bosbessensap in
witte yoghurt.
Ik wil terug naar huis.
Naar de duidelijkheid.
Er is een sloot en
dus een kikker.
Zo simpel.
Thuis.
Er zit regen in
de lucht, zei ze.
De was hing nog
buiten.
Ik keek haar aan,
kuste en
lachte.
Kom,
ik heb
nog wat
geluk
om stuk
te slaan.
Ik heb vast
een plek.
Tussen bomen
of ergens
op de stoep.
Het vinden gaat
vast makkelijker
zonder zoeken.
Windstil
was het
en toen
opeens
viel de
boom om
Ik miste de bus
en daardoor jou
en de dag ging
verder
De kroeg was leeg.
Saai en stil.
Ik zuchtte, keek
hoe laat het was.
Ik redde iets
en ging naar binnen.
Zo’n idee dat opstijgt,
net niet te vangen.
Alleen weemoed daalt,
klampt vast aan voeten.
Was m’n dat maar wind-
en waterdicht.
Vlak boven me een vliegtuig
zo dicht bij de landing.
Laag en hard gebrom.
En rook van rubber of asfalt.
Het gaat beter met me.
Opeens onthield ik
wat me heel even
oplichtte van de
grond.
De tweede keer was het goed.
Het stond en bleef staan.
Maar het was de tweede keer.
Dat wist ik.
Je won
toen ik me
in je verloor
Het leven springt
soms uit het leven.
Soms voor langer,
soms voor even.
Dans met me,
leid me naar
de plek waar
de wereld niets
meer is dan wij.
Ik ben het bangst
voor een leven
in angst.
Luister nou, ik wil niet dat jij
wil wat ik wil, maar ik hoop
dat dat waar jij naar uitkijkt
ergens lijkt op dat waar ik
naar toe wil. Voor later, maar
liever nog, voor nu.
Kom binnen
en blijf.
Ik warm je,
warm je lijf.
Wanneer ik
mijn ogen open
en de wereld zie,
verandert die.
Ik was nergens
naar op zoek
en toen
vond ik je lief.
Er veranderde niets,
op de blik op alles na.
Ik zag de zon
zoals ik haar
nooit eerder zag.
Ik weet ook niet
hoe het kwam.
Opeens zat ik op
het hek van de dam.
“Waar ga je heen?”
“Geen idee.”
“Goed, ik ga
met je mee.”
Ik wou
dat je mij
liet weten
wat ik jou
zo graag
laten weten
zou.
Ik kwam uit
daar waar
ik wezen moest
en zag er
wat ik eerder al
voor ogen had:
in de verte liep
het gebaande pad.
Morgen gaan we
naar het oude huis
om de laatste spellen
en herinneringen
op te halen.
Fijn
zijn.
Het enige toeval aan ons
is dat we elkaar ontmoetten.
Het komt
vast goed
maar hou
me vast,
Ik heb niet
meer ruimte nodig
dan de wind
op mijn huid.
Ik voelde rust
bij al het nieuwe dat we zagen.
Je had antwoord
op nog niet gestelde vragen.
Eenmaal onderweg
valt alles
op z’n plek.
Niets moet, niets hoeft,
niets dient of staat
te gebeuren.
Niets is nu alles
wat we doen.
In je ogen zag ik
morgen, verder, mooier,
hoge luchten, wilde zee.
Ik zag het vuur en
wilde met je mee.
Als ik ooit
zo oud word
als jij,
dan hoop ik
dat je dat
meemaakt.
ik kan alles
alleen
ik wil niet alles
alleen.
“Zwijg maar,
je hebt alles wel gezegd.”
We gingen samen liggen,
gingen samen weg.